Cognitive bias - De noodzaak om snel te handelen

Cognitive Biases van De noodzaak om snel te handelen

In Advanced, Agile by Peter

Leestijd: 17 min.

In dit artikel worden 47 cognitive biases beschreven die behoren bij de noodzaak om snel te handelen. We omzeilen belangrijke feiten, waardoor men minder rationeel is dan men denkt.

De noodzaak om snel te handelen kan van levensbelang zijn. Als mens hebben we geleerd om snel te beslissen, maar we vullen daarbij gaten op! We voegen details en veronderstellingen toe, die er niet zijn.

De Cognitive Biases Codex beschrijft ruim 180 verschillende biases. Om de ruime hoeveelheid biases te kunnen rangschikken heeft men 4 categorieën beschreven. Deze 4 categorieën zijn: informatie overload, gebrek aan betekenis, de noodzaak om snel te handelen en wat moet onthouden worden?

Alle 4 categorieën zijn beschreven in separate artikelen, de links hiervoor staan onderaan in dit artikel. In dit artikel worden 47 biases beschreven die gerelateerd zijn aan de noodzaak om snel te handelen. In onderstaande afbeelding wordt dit getoond ter herkenning.

Cognitive bias - Noodzaak om snel te handelen

Voor een algemene toelichting lees je eerst het artikel: Wat is cognitive bias?

Er sprake van een bijzondere nummering! Per categorie, gedragscomponent en bias zal er over meerdere artikelen een uniek nummer worden gebruikt. De redenen hiervoor zijn: zoekgemak en het kunnen toevoegen van nieuwe biases. Dit artikel start met nummer 3, zie bovenstaande afbeelding.

Inhoudsopgave

3. De noodzaak om snel te handelen

De noodzaak om snel te handelen kan van levensbelang zijn. Als mens hebben we geleerd om snel te beslissen op basis van ‘het verhaal’. Verhalen worden snelle beslissingen, maar we vullen daarbij gaten op!

  • Snelle beslissingen kunnen echter ernstige consequenties hebben. Sommige van de snelle reacties en beslissingen die we nemen zijn zelfs oneerlijk, egoïstisch en contraproductief.
  • Dit is samen te vatten in de onderstaande 5 gedragscomponenten:
  • Om te handelen moeten we erop vertrouwen dat we een impact kunnen hebben en het gevoel hebben dat wat we doen belangrijk is.
  • We willen geconcentreerd blijven, we geven de voorkeur aan het directe, relateerbare ding voor ons.
  • Om dingen gedaan te krijgen, hebben we de neiging om dingen waar we tijd en energie in hebben gestoken af te maken.
  • Wij willen fouten vermijden, daarom streven wij naar behoud van autonomie en groepsstatus en vermijden wij onomkeerbare beslissingen
  • We verkiezen eenvoudig ogende opties en volledige informatie boven complexe, dubbelzinnige opties.

Deze gedragscomponenten zijn echter niet goed of slecht te noemen. We hanteren short cuts omdat we zo geëvolueerd zijn. Het is echter handig om ze te herkennen, zodat je weet dat keuzes en beslissingen minder rationeel zijn dan je wellicht denkt.

De bronnen van onderstaande informatie zijn: de codex, wikipedia en (wetenschappelijke) artikelen.

3.1 Om te handelen moeten we erop vertrouwen dat we een impact kunnen hebben en het gevoel hebben dat wat we doen belangrijk is. 21 biases

3.1.1 Over-vertrouwen effect – Overconfidence effect

Over-Vertrouwen effect is een bewezen vertekening waarbij het subjectieve vertrouwen van een persoon in zijn of haar oordelen betrouwbaar groter is dan de objectieve juistheid van die oordelen, vooral wanneer het vertrouwen relatief groot is.

3.1.2 Sociale Wenselijkheid Vooringenomenheid – Social desirability bias:

Sociale wenselijkheid bias is een soort antwoordvooringenomenheid die de neiging van enquêterespondenten is om vragen te beantwoorden op een manier die door anderen gunstig zal worden beoordeeld. Het kan de vorm aannemen van het overrapporteren van “goed gedrag” of het onderrapporteren van “slecht”, of ongewenst gedrag.

3.1.3 Derde-persoonseffect – Third-person effect:

Het derde-persoonseffect: Mensen hebben de neiging om waar te nemen dat massamediaboodschappen een groter effect hebben op anderen dan op henzelf.

Het derde-persoonseffect manifesteert zich door een overschatting door een individu van het effect van een massaal gecommuniceerde boodschap op de gegeneraliseerde ander, of een onderschatting van het effect van een massaal boodschap op zichzelf.

3.1.4 Valse consensus effect – False consensus effect

Valse consensus effect beschrijft dat mensen de neiging hebben te overschatten in hoeverre hun meningen, overtuigingen, voorkeuren, waarden en gewoonten normaal en typisch zijn voor die van anderen (d.w.z. dat anderen ook op dezelfde manier denken als zij).

Deze cognitieve vooringenomenheid leidt tot de perceptie van een consensus die niet bestaat; een “valse consensus”.

3.1.5 Hard-Makkelijk Effect – Hard Easy effect:

Hard-Makkelijk effect is de neiging om de waarschijnlijkheid van succes bij een als moeilijk ervaren taak te overschatten en de waarschijnlijkheid van succes bij een als gemakkelijk ervaren taak te onderschatten.

Het hard-makkelijk effect doet zich bijvoorbeeld voor wanneer personen een zekere mate van ondervertrouwen vertonen bij het beantwoorden van betrekkelijk gemakkelijke vragen en een zekere mate van oververtrouwen bij het beantwoorden van betrekkelijk moeilijke vragen.

3.1.6. Lake Wobegon Effect

Het Lake Wobegon Effect is een andere benaming voor Illusory Superiority. Een cognitieve bias waarbij een persoon zijn of haar eigen kwaliteiten en bekwaamheden overschat, in verhouding tot dezelfde kwaliteiten en bekwaamheden van andere personen.

Het Lake Wobegon Effect is als benaming slechts beperkt bekend buiten de VS. Het is namelijk genoemd naar het fictieve stadje van schrijver en humorist Garrison Keillor waar ‘alle kinderen bovengemiddeld goed zijn’. Dit fenomeen is voor ons heel herkenbaar aan het volgende voorbeeld: ‘als de Cito-toets uitkomsten worden verwacht’.

Andere benamingen: Illusory Superiority, Above-Average Effect, Superiority Bias, Leniency Error, Sense of Relative Superiority, Primus Inter Pares Effect.

Verwant hieraan is het Dunning-Kruger Effect

3.1.7 Dunning-Kruger Effect:

Het Dunning-Kruger Effect is een cognitieve bias, waarbij personen van lage bekwaamheid lijden aan Illusory Superiority, wanneer zij hun cognitieve bekwaamheid ten onrechte groter achten dan zij is.

De cognitieve vooringenomenheid van illusoire superioriteit vloeit voort uit het metacognitieve onvermogen van laagbegaafden om hun eigen onbekwaamheid in te zien. Zonder het zelfbewustzijn van rnetacognitionr kunnen mensen met een lage bekwaamheid hun werkelijke bekwaamheid of onbekwaamheid niet objectief beoordelen.

Gerelateerd. Lake Wobegan Effect

3.1.8 Egocentrische Neiging – Ego centric bias:

De Egocentrische neiging is de neiging om te zwaar te vertrouwen op het eigen perspectief en/of een hogere dunk van zichzelf te hebben dan de werkelijkheid.

3.1.9 Optimisme Vooroordeel – Optimism bias:

Het optimisme vooroordeel is een cognitieve bias die een persoon doet geloven dat hij minder risico loopt om een negatieve gebeurtenis mee te maken in vergelijking met anderen.

3.1.10 Forer Effect

Het Forer-effect, ook barnum-effect genoemd. Het betreft de neiging van mensen om vage en algemeen geldende uitspraken over de eigen persoon te accepteren als rake en typerende omschrijving. Dit zonder zich te realiseren dat diezelfde omschrijving voor bijna iedereen opgaat.

Zie ook Barnum-effect.

3.1.11 Barnum-effect

Het Barnum-effect is een veel voorkomend psychologisch verschijnsel waarbij personen een hoge nauwkeurigheid geven aan beschrijvingen van hun persoonlijkheid die zogenaamd specifiek op hen zijn toegesneden, maar die in feite vaag en algemeen genoeg zijn om op een breed scala van mensen van toepassing te zijn.

Gerelateerd. Subjectieve Validatie (Persoonlijk Validatie Effect)

3.1.12 Eigenbelang Vooringenomenheid – Self-serving bias:

Eigenbelang bias is elk cognitief of perceptueel proces dat wordt vervormd door de behoefte om het gevoel van eigenwaarde te handhaven en te vergroten, of de neiging om zichzelf op een te gunstige manier waar te nemen. Het is de overtuiging dat mensen geneigd zijn succes toe te schrijven aan hun eigen bekwaamheden en inspanningen, maar mislukking toeschrijven aan externe factoren.

Voorbeeld. Een student die het behalen van een goed cijfer voor een examen toeschrijft aan zijn eigen intelligentie en voorbereiding, maar het behalen van een slecht cijfer toeschrijft aan de leraar of oneerlijke testvragen.

3.1.13 Acteur-waarnemer Vooringenomenheid – Actor-observer bias:

Acteur-waarnemer Vooringenomenheid: Wanneer mensen hun eigen gedrag beoordelen, en zij zijn de actor, zullen zij eerder hun acties toeschrijven aan de specifieke situatie dan aan een generalisatie over hun persoonlijkheid. Maar wanneer een waarnemer het gedrag van een andere persoon (de acteur) verklaart, zullen zij dit gedrag eerder toeschrijven aan de algemene aanleg van de acteur dan aan situationele factoren.

Verwant. Uiteindelijke Attributiefout, Fundamentele Attributiefout, Positiviteitseffect

3.1.14 Illusie van controle – Illusion of control:

Illusie van controle is de neiging van mensen om hun vermogen te overschatten om gebeurtenissen te controleren die zij aantoonbaar niet beïnvloeden.

3.1.15 Illusoire superioriteit – Illusory superiority

Illusoire superioriteit is een cognitieve bias die mensen ertoe brengt hun positieve kwaliteiten en bekwaamheden te overschatten en hun negatieve kwaliteiten te onderschatten, in vergelijking met anderen.

Illusoire superioriteit wordt vaak ook het bovengemiddelde effect genoemd. Andere termen zijn superioriteitsvooroordeel, mildheidsfout, gevoel van relatieve superioriteit, het primus inter pares effect en het Lake Wobegon effect.

3.1.16 Fundamentele Attributionele Fout – Fundamental attribution error

Fundamentele Attributionele Fout: De bewering dat, in tegenstelling tot interpretaties van hun eigen gedrag, mensen ten onrechte de nadruk leggen op interne kenmerken van de agent (karakter of intentie) in plaats van externe factoren, bij het verklaren van het gedrag van anderen. Het effect kan worden omschreven als “de neiging om te geloven dat wat mensen doen weerspiegelt wie zij zijn”. Gerelateerd. Attributiefout, Actor-waarnemer bias, Positiviteitseffect

3.1.17 Defensieve Attributie Hypothese – Defensive attribution Hypothese:

Defensieve Attributie Hypothese is een reeks overtuigingen die gebruikt worden als schild tegen de vrees dat men het slachtoffer of de oorzaak zal zijn van een ernstige calamiteit.

Attributies van schuld aan het slachtoffer zullen afnemen naarmate de waarnemer meer gelijkenis vertoont met de persoon en/of situatie betrokken bij het ongeval. Door iemand of iets anders dan het slachtoffer de schuld te geven, kan de waarnemer geloven dat het ongeval niet de schuld van het slachtoffer was of dat het niet louter toeval was; geen van beide zijn psychologisch aanvaardbare conclusies vanwege de gelijkenis tussen waarnemer en slachtoffer.

Het gebruik van defensieve attributies wordt beschouwd als een cognitieve bias omdat een individu zijn overtuigingen over een situatie zal veranderen op basis van zijn psychologische motieven in plaats van de werkelijke kenmerken van de situatie.

Voorbeeld. Vaak, in het geval van een vrouw die niet verkracht is en hoort over de verkrachting van een andere vrouw, zijn de meest voorkomende reacties,

Ze moet provocerende kleding hebben gedragen”, of “Ze liep waarschijnlijk ’s avonds laat in een slordig deel van de stad”. Deze toeschrijvingen van causaliteit aan iets anders dan het slachtoffer of aan willekeurig toeval dienen om de waarnemer ervan te weerhouden te erkennen dat hij zelf het slachtoffer van een soortgelijke ramp zou kunnen zijn.

3.1.18 Kenmerken bias – Trait ascription Bias:

(Persoons) Kenmerk bias is de neiging van mensen om zichzelf te beschouwen als vrij veranderlijk in termen van persoonlijkheid, gedrag en stemming, terwijl zij anderen beschouwen als veel voorspelbaarder in hun persoonlijke kenmerken in verschillende situaties.

Volgens deze bias denk jij dat anderen een heel leuk en gevarieerd leven hebben met veel vrienden, afwisseling en plezier. Je eigen leven is in vergelijking dan mogelijk saai. Als je echter objectief gaat vergelijken ontdek je dat ook jouw leven vrij gevarieerd is.

Gerelateerd. Fundamentele Attributiefout

3.1.19 Inspanningsrechtvaardiging – Effort justification:

Inspanningsrechtvaardiging is de neiging van mensen om een grotere waarde (groter dan de objectieve waarde) toe te kennen aan een uitkomst waarvoor zij moeite hebben moeten doen om die te verkrijgen of te bereiken.

Bij rechtvaardiging van inspanning is er een dissonantie tussen de hoeveelheid inspanning die men zich getroost om een doel te bereiken of een taak te voltooien (veel inspanning staat gelijk aan veel “kosten”) en de subjectieve beloning voor die inspanning (lager dan verwacht voor zo’n inspanning). Door iemands houding of subjectieve waarde van het doel aan te passen en te verhogen, wordt deze dissonantie opgelost.

3.1.20 Risico Compensatie – Risk compensation:

Risico Compensatie staat voor een theorie die suggereert dat mensen hun gedrag aanpassen aan het waargenomen risiconiveau: ze worden voorzichtiger als ze een groter risico ervaren en minder voorzichtig als ze zich meer beschermd voelen.

Voorbeeld. Men heeft vastgesteld dat automobilisten sneller rijden wanneer zij veiligheidsgordels dragen en dichter bij de voorligger rijden wanneer de voertuigen zijn uitgerust met antiblokkeerremmen. Voorbeeld. Regel#2 van Booth: Hoe veiliger de uitrusting voor parachutespringen wordt, hoe meer risico’s parachutisten zullen nemen om het sterftecijfer constant te houden”.

Verwant. Peltzman Effect

3.1.21 Peltzman Effect

Het Peltzman Effect beschrijft de afname van de voorspelde baten van regelgeving die de veiligheid beoogt te vergroten, als gevolg van risicocompensatie. Empirisch onderzoek heeft aangetoond dat dit effect in vele contexten bestaat, maar dat het over het algemeen minder dan de helft van de gewenste toename van het veiligheidsvoordeel compenseert.

Gerelateerd. Risicocompensatie

3.2 Om geconcentreerd te blijven, geven we de voorkeur aan het directe, herkenbare dingen in al aanwezige vormen. 3 biases.

3.2.1 Hyperbolisch verdisconteren – Hyperbolic discounting:

Hyperbolisch verdisconteren is als volgt te beschrijven: gegeven twee vergelijkbare beloningen, tonen mensen een voorkeur voor een beloning die eerder komt dan later. Men zegt dat mensen de waarde van de latere beloning verdisconteren met een factor die toeneemt met de lengte van de vertraging.

Volgens hyperbolische discontering daalt de waardering relatief snel voor eerdere vertragingsperioden (zoals nu tot een week), maar daalt dan langzamer voor langere vertragingsperioden (bijvoorbeeld meer dan een week). Bijvoorbeeld, in een studie zeiden proefpersonen dat zij geen voorkeur zouden hebben tussen het onmiddellijk ontvangen van $15 of $30 na 3 maanden, $60 na 1 jaar, of $100 na 3 jaar.

3.2.2 Beroep op nieuwigheid – Appeal to novelty

Beroep op nieuwigheid is een denkfout waarbij men voorbarig beweert dat een idee of voorstel juist of superieur is, uitsluitend omdat het nieuw en modern is. (Argumentum Ad Novitatem):

3.2.3 Identificeerbaar Slachtoffer Effect – Identifiable victim effect:

Identificeerbaar Slachtoffer Effect is de tendens van individuen om meer hulp te bieden wanneer een specifiek identificeerbaar persoon (“slachtoffer”) in moeilijkheden wordt waargenomen, in vergelijking met een grote vaag gedefinieerde groep met dezelfde behoefte.

Het effect wordt ook waargenomen wanneer de proefpersonen straffen in plaats van belonen. Onderzoek heeft aangetoond dat individuen meer geneigd zijn te straffen, zelfs ten koste van zichzelf, wanneer zij specifieke, identificeerbare personen straffen.

Voorbeeld. “Een enkele dode is een tragedie; een miljoen doden is een statistiek.” – Jozef Stalin

3.3    Om dingen gedaan te krijgen, hebben we de neiging om dingen waar we tijd en energie in hebben gestoken af te maken. 13 biases

3.3.1  Gedane kosten bias – Sunk Cost Fallacy:

De Sunk Cost Fallacy beschrijft onze neiging om door te gaan met een inspanning als we er al tijd, moeite of geld in hebben geïnvesteerd, of de huidige kosten nu wel of niet opwegen tegen de baten. Voor dit begrip is voor zover bekend geen goede Nederlandse vertaling, voor het gemak is dit vertaald als gedane kosten.

De misvatting: je neemt rationele beslissingen op basis van de toekomstige waarde van voorwerpen, investeringen en ervaringen.

De waarheid: jouw beslissingen worden bezoedeld door de emotionele investeringen die je doet, en hoe meer je in iets investeert, hoe moeilijker het wordt om het op te geven.

Een voorbeeld: stel je hebt een ticket voor een concert, maar je bent ziek en het is slecht weer. Omdat je de kaartjes al hebt aangeschaft ga je toch, terwijl je op voorhand kan inschatten dat het niet goed is voor jouw gezondheid.

Het is echter niet altijd zo eenvoudig als het gestelde voorbeeld. In een breed scala van situaties is het immers rationeel voor mensen om gedrag te laten afhangen van verzonken kosten. Vanwege andere of nieuwe informatie, reputatie, bezorgdheid of financiële en tijdsbeperkingen.

Verwant. Irrationele Escalatie

3.3.2 Irrationele Escalatie – Irrational escalation

Een menselijk gedragspatroon waarbij een individu of een groep – wanneer zij geconfronteerd worden met steeds negatievere uitkomsten van een beslissing, actie of investering – hetzelfde gedrag blijft vertonen in plaats van koers te wijzigen. Ze blijven doorgaan met acties die irrationeel zijn, maar wel in lijn met eerdere beslissingen en acties.

Verwant. Sunk Cost Fallacy

3.3.3 Escalatie van Verbintenis – Escalation of commitment:

Escalatie van verbintenis is vrijwel gelijk aan Irrationele Escalatie. Een menselijk gedragspatroon waarbij een individu of een groep – wanneer zij geconfronteerd worden met steeds negatievere uitkomsten van een beslissing, actie of investering – hetzelfde gedrag blijft vertonen in plaats van koers te wijzigen. Ze blijven doorgaan met acties die irrationeel zijn, maar wel in lijn met eerdere beslissingen en acties.

Deze bias richt zich echter net iets meer op het fenomeen dat men meer waarde toekent aan verlies dan aan winst.

Verwant: Sunk Cost Fallacy

3.3.4 Generatie Effect – Generation efect:

Het generatie effect is een fenomeen waarbij informatie beter wordt onthouden als deze vanuit de eigen geest wordt gegenereerd in plaats van simpelweg gelezen.

3.3.5 Verliesaversie – Loss Aversion:

Verliesaversie is de neiging van mensen om liever verliezen te vermijden dan gelijkwaardige winsten te verwerven.

Het is beter om geen geld of spullen te verliezen dan hetzelfde bedrag of spullen te vinden! Sommige studies hebben gesuggereerd dat verliezen psychologisch twee keer zo krachtig zijn als winsten.

Het idee van verlies is zo krachtig dat het een grote impact heeft op het nemen van beslissingen. ‘Verlies’ is derhalve een krachtig thema in marketing campagnes.

Gerelateerd. Negativiteitsvooroordeel

3.3.6 IKEA Effect:

Het IKEA effect is een cognitieve bias waarbij consumenten een onevenredig hoge waarde hechten aan producten die ze deels zelf hebben gemaakt.

3.3.7 Eenheidsvooroordeel – Unit bias:

Eenheidsvooroordeel is de neiging om een bepaalde eenheid van een taak of een voorwerp af te willen maken. Dit heeft vooral sterke effecten op de consumptie van voedsel.

3.3.8 Nul Risico Vooroordeel – Zero-risk bias:

Zero-risk bias is de neiging om de voorkeur te geven aan het volledig elimineren van een risico, zelfs wanneer alternatieve opties een grotere vermindering van het totale risico opleveren.

3.3.9 Dispositie-effect – Disposition effect:

Dispositie-effect is de neiging van beleggers om aandelen te verkopen waarvan de prijs is gestegen, terwijl ze activa houden die in waarde zijn gedaald, uitsluitend gebaseerd op een psychologisch gevoel.

Het momentum van de aandelenmarkt wijst erop dat aandelen die het de afgelopen zes maanden goed hebben gedaan, het de komende zes maanden goed zullen blijven doen en dat aandelen die het de voorbije zes maanden slecht hebben gedaan, het de volgende zes maanden slecht zullen blijven doen. 

In dat geval zou het over het algemeen rationeel zijn om vast te houden aan aandelen die recent in waarde zijn gestegen en aandelen te verkopen die recent in waarde zijn gedaald; maar individuele beleggers hebben de neiging precies het tegenovergestelde te doen.

3.3.10 Pseudo-zekerheidseffect – Pseudocertainty effect:

Pseudo-zekerheidseffect is de neiging van mensen om een uitkomst als zeker te beschouwen, terwijl deze in werkelijkheid onzeker is. Dit wordt meestal waargenomen bij besluitvorming in meerdere fasen, waarbij de evaluatie van de waarschijnlijkheid van de uitkomst in een vorige beslissingsfase als zeker wordt aangenomen bij het kiezen van een optie in volgende fasen.

Gerelateerd. Zekerheidseffect: Het psychologische effect dat voortvloeit uit de vermindering van waarschijnlijkheid van zekerheid naar waarschijnlijkheid. Normaal leidt een vermindering van de waarschijnlijkheid om een beloning te winnen tot de perceptie van verlies ten opzichte van de oorspronkelijke waarschijnlijkheid, waardoor een risicomijdende beslissing wordt bevorderd. 

Dezelfde procentuele verlaging resulteert in een groter psychologisch effect wanneer het vermindert van zekerheid naar waarschijnlijkheid.

3.3.11 Verwerkings Moeilijkheid Effect – Processing difficulty effect

Verwerkings Moeilijkheid Effect is de relatie tussen verwerkingsmoeilijkheden en latere geheugenprestaties, in die zin dat gebleken is dat verwerkingsmoeilijkheden het geheugen verbeteren. Gerelateerd. Niveaus van verwerkingseffect

3.3.12  Afstotingsaversie – Endowment Effect

Afstotingsaversie is dat mensen meer waarde aan dingen hechten alleen omdat ze die bezitten.

3.3.13 Backfire Effect:

Backfire Effect: Als mensen bewijs tegen hun overtuigingen krijgen, kunnen ze het bewijs verwerpen en nog sterker geloven.

3.4 Wij willen fouten vermijden, daarom streven wij naar behoud van autonomie en groepsstatus en vermijden wij onomkeerbare beslissingen – 6 biases

3.4.1 Systeem Rechtvaardiging – System justification

Systeem Rechtvaardiging is een theorie binnen de sociale psychologie dat systeem-rechtvaardigende overtuigingen een psychologisch palliatieve functie hebben. Mensen hebben episternische, existentiële en relationele behoeften die worden vervuld door en zich manifesteren als ideologische steun voor de heersende structuur van sociale, economische en politieke normen.

Behoefte aan orde en stabiliteit, en dus weerstand tegen verandering of alternatieven, bijvoorbeeld, kan voor individuen een motivator zijn om de status quo als goed, legitiem en zelfs wenselijk te zien.

Gerelateerd. Status Qua Vooringenomenheid

3.4.2 Omgekeerde Psychologie – Reverse psychology:

Omgekeerde Psychologie is een techniek waarbij een overtuiging of gedrag wordt bepleit die tegengesteld is aan het gewenste, met de verwachting dat deze benadering het subject van de overreding zal aanmoedigen om te doen wat eigenlijk gewenst is. Het tegenovergestelde van wat wordt gesuggereerd.

Deze techniek berust op het psychologische verschijnsel reactantie, waarbij een persoon een negatieve emotionele reactie vertoont als hij wordt overgehaald, en dus kiest voor de optie die wordt tegengesproken. Gerelateerd. Reactance

3.4.3 Reactantie – Reactance

Reactantie is een motivationele reactie op aanbiedingen, personen, regels, of voorschriften die specifieke gedragsvrijheden bedreigen of elimineren. Reactance treedt op wanneer een persoon het gevoel heeft dat iemand of iets zijn keuzes wegneemt of het scala aan alternatieven beperkt.

Deze bias kan optreden wanneer iemand zwaar onder druk wordt gezet om een bepaalde opvatting of houding te accepteren. Reactance kan ertoe leiden dat de persoon een zienswijze of houding aanneemt of versterkt die tegengesteld is aan wat de bedoeling was, en verhoogt ook weerstand tegen overreding.

3.4.4 Asymmetrisch Dominantie Effect – Decoy effect

Het Decoy-effect is het fenomeen waarbij consumenten geneigd zullen zijn tot een specifieke verandering in voorkeur tussen twee opties, wanneer ook een derde optie wordt gepresenteerd die asymmetrisch wordt gedomineerd.

Een optie wordt asymmetrisch gedomineerd wanneer zij in alle opzichten inferieur is aan de ene optie; maar in vergelijking met de andere optie is zij in sommige opzichten inferieur en in andere opzichten superieur.

Met andere woorden, in termen van specifieke attributen die de voorkeur bepalen, wordt zij volledig gedomineerd door (d.w.z. inferieur aan) de ene optie en slechts gedeeltelijk gedomineerd door de andere.

Wanneer de asymmetrisch gedomineerde optie aanwezig is, zal een hoger percentage consumenten de voorkeur geven aan de dominante optie dan wanneer de asymmetrisch gedomineerde optie afwezig is.

De asymmetrisch gedomineerde optie is dus een lokkertje dat dient om de voorkeur voor de dominante optie te vergroten.

3.4.5 Sociale Vergelijkings Vooringenomenheid – Social comparison bias

Sociale Vergelijkings Vooringenomenheid zijn sterke gevoelens van afkeer en concurrentie met iemand die lichamelijk of geestelijk beter wordt gezien dan jezelf.

3.4.6 Status Quo Bias

Status Quo Vooringenomenheid is een voorkeur voor de huidige stand van zaken. De huidige status quo wordt als referentiepunt genomen en elke verandering ten opzichte van die basislijn wordt als een verlies ervaren.

Status quo bias moet worden onderscheiden van een rationele voorkeur voor de status quo ante, zoals wanneer de huidige stand van zaken objectief superieur is aan de beschikbare alternatieven, of wanneer gebrekkige informatie een belangrijk probleem is.

Verwant. Systeemrechtvaardiging

3.5 We verkiezen eenvoudig ogende opties en volledige informatie boven complexe, dubbelzinnige opties -10 biases

3.5.1 Ambiguïteitsbias – Ambiguity bias

Ambiguïteitsbias is een cognitieve bias waarbij de besluitvorming wordt beïnvloed door een gebrek aan informatie, of “ambiguïteit”. Het effect houdt in dat mensen geneigd zijn om opties te kiezen waarvan de waarschijnlijkheid van een gunstige uitkomst bekend is, boven een optie waarvan de waarschijnlijkheid van een gunstige uitkomst onbekend is, maar potentieel beter.

Voorbeeld. Bij het kopen van een huis kiezen veel mensen voor een hypotheek met een vaste rente, waarbij de rentevoet vastligt, in plaats van een hypotheek met een variabele rente, waarbij de rentevoet fluctueert met de markt. Dit is het geval, ook al is statistisch aangetoond dat een hypotheek met variabele rente geld bespaart.

3.5.2 Informatievooringenomenheid – Information bias

Informatievooringenomenheid is de neiging om informatie te zoeken wanneer deze geen invloed heeft op de actie. Een voorbeeld van informatievooringenomenheid is dat men geloofd dat hoe meer informatie kan worden verkregen om een beslissing te nemen, hoe beter, zelfs als die extra informatie niet relevant is voor de beslissing.

3.5.3 Overtuigingsvooroordeel – Belief bias

Overtuigingsvooroordeel is de neiging om de kracht van argumenten te beoordelen op basis van de aannemelijkheid van hun conclusie in plaats van hoe sterk zij die conclusie ondersteunen. Iemand is eerder geneigd argumenten te aanvaarden die een conclusie ondersteunen die strookt met zijn waarden, overtuigingen en voorkennis.

3.5.4 Rijm als Rede Effect – Rhyme as reason effect

Rijm als Rede Effect is een cognitieve bias waarbij een gezegde of een aforisme als nauwkeuriger of waarachtiger wordt beoordeeld wanneer het wordt herschreven om te rijmen. Ook bekend als het Eaton-Rosen Fenomeen.

3.5.5 Het fietsenhok effect – Bike-Shedding Effect

Bike-Shedding Effect beschrijft het argument dat leden van een organisatie onevenredig veel gewicht geven aan triviale zaken. Voor een uitvoerige beschrijving zie de Trivialiteitswet van Parkinson.

3.5.6 Trivialiteitswet van Parkinson – Law of Triviality

De trivialiteitswet van Parkinson, is een wet die zegt dat de hoeveelheid tijd die in vergaderingen wordt besteed aan een onderwerp, omgekeerd evenredig is met de hoeveelheid geld en complexiteit die ermee gemoeid is. Later ook bekend als ‘the colour of the bike shed’ (de kleur van het fietsenhok),

Van deze bias is interessant om de herkomst te weten, dan kan je deze makkelijker onthouden. Parkison bedacht in de jaren 50 een fictief comité dat de plannen voor een kerncentrale moet goedkeuren.

Dit comité besteedt het grootste deel van zijn tijd aan discussies over relatief onbelangrijke maar gemakkelijk te begrijpen kwesties. Zoals welke materialen moeten worden gebruikt voor de fietsenstalling voor het personeel. Terwijl het voorgestelde ontwerp van de kerncentrale zelf, dat veel belangrijker is en een veel moeilijkere en complexere taak vormt, wordt verwaarloosd.

De bouw van een kerncentrale is namelijk zo complex: Daar zullen ‘anderen of deskundigen’ wel goed over zullen hebben nagedacht.

Hoe vaak ervaar jij in jouw werkomgeving deze cognitive bias?

3.5.7 Delmore Effect

Delmore Effect is onze neiging om minder duidelijke en expliciete doelen te stellen voor minder prioritaire gebieden van ons leven.

Het blijkt dat de afschrikwekkende aard van werkelijk belangrijke doelen het zelf kan motiveren om deze angst af te buigen. Dit door aandacht te besteden aan minder belangrijke, maar ook minder bedreigende doelen.

3.5.8 Conjunctie fout – Conjunction Fallacy

De Conjuction Fallacy een formele denkfout die optreedt wanneer men aanneemt dat specifieke voorwaarden waarschijnlijker zijn dan één algemene. Men bedoelt hier dat de combinatie van twee beschrijvingen (A+B) waarschijnlijker lijkt dat één van de beschrijvingen (A).

Een goed voorbeeld van deze vergelijking is wanneer worden stereotypen ingebracht, waardoor men niet meer beredeneert hoe waarschijnlijk iets is. Men verwoord de kans dat twee gebeurtenissen samen voorkomen (in ‘conjunctie’). Deze kans is echter altijd kleiner dan of gelijk aan de kans dat een van beide alleen optreedt. Het onderzoek beschreef dit als het Linda Problem:

Linda is 31 jaar oud, vrijgezel, vrijmoedig en zeer intelligent. Ze studeerde af in de filosofie. Als student was ze zeer begaan met kwesties van discriminatie en sociale rechtvaardigheid. Ze nam ook deel aan demonstraties tegen kernenergie. Wat is waarschijnlijker?

  1. Linda is een bankbediende.
  2. Linda is bankbediende en is actief in de feministische beweging.

De meerderheid van de ondervraagden koos optie 2, dat is echter statistisch minder waarschijnlijk.

3.5.9 Occam’s Razor

Occam’s Razor: Van concurrerende hypothesen moet de hypothese met de minste aannames worden gekozen. Bij gelijkblijvende omstandigheden zijn eenvoudigere verklaringen over het algemeen beter dan complexere.

Controversieel.  Dit is geen cognitieve bias het is een heuristiek, maar niet één die afwijkt van rationaliteit in oordeel

3.5.10 Minder is beter effect – Less Is Better Effect:

Een soort omkering van voorkeur die optreedt wanneer het mindere of kleinere alternatief van een stelling de voorkeur krijgt wanneer het afzonderlijk wordt geëvalueerd, maar niet wanneer het samen wordt geëvalueerd.

Een voorbeeld uit onderzoek. Een servies met 24 intacte stukken werd gunstiger beoordeeld dan een servies met 31 stukken (waaronder dezelfde 24) plus een paar gebroken stukken.

Het effect bestaat wanneer het servies afzonderlijk word beoordeeld. Het effect verdwijnt echter wanneer de opties samen worden beoordeeld.

Samenvatting

In dit artikel zijn 47 cognitive biases beschreven, die volgens de Cognitive Bias Codex behoren bij De noodzaak om snel te handelen.

Cognitive bias - Noodzaak om snel te handelen - 5 gedragscomponenten

De noodzaak om snel te handelen kan van levensbelang zijn. Als mens hebben we geleerd om snel te beslissen op basis van ‘het verhaal’. Verhalen worden snelle beslissingen, maar we vullen daarbij gaten op!

Snelle beslissingen kunnen echter ernstige consequenties hebben. Sommige van de snelle reacties en beslissingen die we nemen zijn zelfs oneerlijk, egoïstisch en contraproductief.

Dit is samen te vatten in 5 gedragscomponenten, deze staan in bovenstaande afbeelding.

Als je deze biases in jouw omgeving tegenkomt, herken je ze wellicht. Dat is handig, want o.b.v. deze  biases weet je nu dat keuzes en beslissingen minder rationeel zijn dan je wellicht dacht.

Tot slot

De 180+ biases van de Codex zijn beschreven in de volgende artikelen:

Het basis artikel: Wat is cognitive bias?
42 Cognitive biases van Teveel informatie.
63 Cognitive biases van Gebrek aan betekenis.
47 Cognitive biases van de Noodzaak om snel te handelen. Dit artikel.
31 Cognitive biases van Wat moet onthouden worden?

Eveneens interessant is het artikel: Wat is de cognitive load theorie?